de Geschiedenis van Wieringen


Inpolderingsplannen voor de Zuiderzee

(Een intermezzo)

Het grootste deel van Noord-Holland bestaat uit polders en droogmakerijen. In de middeleeuwen bestond Noord-Holland uit een uitgestrekt laagveenmoeras. Doordat de bewoners graag droge voeten wilden hebben (wie niet?) gingen ze het moeras droogleggen. Dit had echter ongewenste gevolgen. De bodem klinkte in en in de loop der eeuwen kwam een groot deel van het nieuw ontgonnen land onder de zeespiegel te liggen. Een aantal stormvloedsrampen zorgden ervoor dat rond 1300 Noord-Holland meer water dan land was. De binnenmeren die waren ontstaan werden door afkalving steeds groter.Vanaf ca. 1600 is begonnen met het terugwinnen van het land.

Vroege inpolderingsplannen

Kloppenburg - Faddegon (1848)

Van Diggelen (1849)

Al in 1667 kwam Hendrick Stevin (zoon van de beroemde wetenschapper Simon Stevin) met een plan om de Zuiderzee af te sluiten. Technisch was de uitvoering nog niet haalbaar en het plan werd vergeten, totdat in 1848 het plan opnieuw werd gelanceerd door Kloppenburg (een zakenman) en Faddegon (een werktuigbouwkundige). Maar ook hier bleef het een proefballon.Een jaar later bedacht ingenieur van Diggelen een groots plan, waarbij niet alleen de Zuiderzee, maar ook bijna de gehele Waddenzee zou worden ingepolderd. Het geheel zou doorsneden worden door tientallen kanalen. Kanalen waren destijds nog belangrijker dan de spoorwegen voor het transport. Ook dit plan was technisch en financieel onhaalbaar.

Kooy (1870)

Leemans (1875)

De afsluiting van de Zuiderzee was in de 19e eeuw wat de Betuwelijn of Schiphol is in onze tijd. In 1870 was er het plan van Kooy die een plan neerlegde dat voor het eerst een afsluitdijk van Wieringen naar Friesland voorzag en verder vrij bescheiden was met kleine inpolderingen langs de Zuiderzeekust. Het plan Kooy werd hartstochtelijk gesteund door de waterschapsbesturen van Noord-Holland, Friesland en Overijssel die het grote zoetwaterbekken dat zou ontstaan wel zagen zitten.Alle hierboven genoemde plannen hadden vooral het karakter van toekomstvisies, waarbij er nooit echt sprake is geweest van een mogelijke uitvoering. Dat was echter anders bij het plan Leemans uit 1875. Leemans had een grote polder in het zuidelijk deel van de Zuiderzee op het oog, ongeveer ten zuiden van de lijn Enkhuizen-Kampen. In 1877 werd een wetsontwerp ingediend ter uitvoering van het plan Leemans, maar de volgende regering trok het plan weer in. Eveneens in 1877 werd een aanvraag ingediend voor financiële ondersteuning van een plan voor de inpoldering van de Wieringermeer. Toen er geen steun kwam verdween ook dit plan in de ijskast.

Lely (1891 - 1893)

In 1886 vond een belangrijke gebeurtenis plaats. Een groep particulieren richtte de Zuiderzeevereniging op, een studievereniging die zich tot doel stelde de waterbeheersing voor het Zuiderzeegebied te verbeteren. Landaanwinning was in eerste instantie niet interessant vanwege de crisis in de landbouw in die jaren.
Het belangrijkste aktiepunt van de vereniging was een afsluitdijk. De voorzitter van de vereniging was ir. C. Lely. In 1891 en 1893 presenteerde hij een aantal plannen die de basis zouden vormen voor de uiteindelijke uitvoering van de Zuiderzeewerken. Zijn belangrijkste conclusies waren:

  • Wegens de bodemgesteldheid en de risico's zou de Waddenzee buiten beschouwing blijven.
  • Een plan met afsluitdijk had de voorkeur door de zeedijkverkorting, grotere veiligheid en makkelijkere waterlozing van het omringende gebied.
  • Het binnenmeer moets aan de afsluitdijk en aan de IJsselmonden grenzen.
  • In eventuele polders moest de bodem vooral uit klei bestaan.
Dat de plannen uiteindelijk uitgevoerd werden is voor een belangrijk deel te danken aan het feit dat Lely behalve een vindingrijk ingenieur ook een talentvol politicus was. Als minister van Waterstaat probeerde hij voortdurend zijn plannen uit te voeren. Pas in 1918, geholpen door de Watersnood van 1916 die de kwetsbaarheid van de lange Zuiderzeekustlijn aantoonde en de dreigende hongersnood na de eerste wereldoorlog, kon hij zijn plan voor de afsluiting en inpoldering van de Zuiderzee door het parlement loodsen.

Er werd gekozen voor de aanleg van een dijk van Noord-Holland naar Wieringen en vervolgens van Wieringen naar Zurich, Friesland. Toen in 1924 de eerste dijk voltooid was verscheen het rapport van de Staatscommissie Lovink. Hierin werd gewezen op de snelle bevolkingsgroei en het dreigende tekort aan landbouwgrond in Nederland. Op basis hiervan werd besloten ook de inpoldering (slechts een optie bij Lely) met grote vaart aan te pakken. In 1930 viel de Wieringermeer (1) droog, omdat de afsluitdijk nog niet voltooid was is dit de enige Zuiderzeepolder. In 1942 volgde de eerste IJsselmeerpolder, de Noordoostpolder (2). Als derde volgde Oostelijk Flevoland (3) in 1957. Lang leek het erop dat de Markerwaard (6) de volgende polder zou worden die werd drooggelegd, maar doordat er behoefte was aan nieuwe leefruimte bij Amsterdam en het Gooi kreeg Zuidelijk Flevoland (4) voorrang. Later is de Markerwaard op de lange baan geschoven. Af en toe komt de discussie over de aanleg weer eens op gang.
Voor de volledigheid: In het kader van de Zuiderzeewerken is ook de Lauwerszee (5) ingepolderd.

start / Dutch | history | legends | old photos | villages | anthem | links | search