menu
F. Allan - Het Eiland Wieringen en zijne bewoners - online versie

VIERDE HOOFDSTUK

DE DORPEN EN GEHUCHTEN OP HET EILAND WIERINGEN.
Alhoewel het geheele Eiland Wieringen, slechts ééne burgerlijke gemeente vormt, zoo vindt men er nogthans onderscheidene dorpen en gehuchten, die onderling kerkelijk gescheiden zijn. -
Gevoegelijk kan men ze in de volgende vier Sectiën verdeelen:
SECTIE A, bevattende 122 huizen,
waarin:

Den Oever,  Oosterland, 
Gest,  Vaderop, 
Burch,  Polder Waard-Nieuwland. 
Oudgest,   

SECTIE B, bevattende 44 huizen,
waarin:
Stroe,  Burewei, Buurtwei of Buurtwaaij, 
Kerkeburen,  Noord-Stroe, 
Smeerop,  Bierdijk. 

SECTIE C, tellende 200 huizen,
waarin,
Hypolitushoef,  Belt, 
Ooster-Klif,  Normer, 
Wester-Klif,  Ooster-Elft, 
Noord-Buren,  Wester-Elft, 
Zand-Buren,  Holm. 

SECTIE D, hebbende 60 huizen,
waarin:
Westerland,  Noord-Gest, 
Haukes,  De Quarantaine-Inrigting. 

Wij willen onze lezers achtereenvolgens bij de voornaamste dezer plaatsjes bepalen, en stellen hen daartoe eene wandeling voor over het geheele Eiland, die wij zullen aanvangen bij het Wierhoofd, aan den zuidzuidwester kant van Wieringen, ter plaatse waar men, van uit de postschuit, den Westerlandschen zeedijk bestijgt. Deze dijk langs gaande, naderen wij het eerst aan:

1. De Quarantaine-Inrigting.
Deze inrigting, welke op de zuidwestelijke punt van het Eiland ligt, en door de Eilanders doorgaans met den naam van "de Pesthuizen" bestempeld wordt, werd hier ten jare 1806 gesticht, op eene oppervlakte van ruim 11 bunders. Over het algemeen wordt van deze inrigting weinig gebruik gemaakt; nogthans bewees zij, tijdens het woeden van de cholera in Noordelijk en Oostelijk Europa, belangrijke diensten. Voor ruim 25 jaren, stierven aldaar meer dan tweehonderd Paltzers, aan evengenoemde ziekte, welke op de begraafplaats te Westerland ter aarde werden besteld.
In deze Quarantaine-Inrigting, welke door een houten rasterwerk van den publieken weg is afgesloten, vindt men de woningen voor den Intendant, Geneesheer en Pakhuismeester; een lazaret- of ziekenhuis, een magazijn, en een paar loodsen of pakhuizen. -
De Geneesheer houdt echter hier geen bepaald verblijf, maar wordt, des noodig, van het Nieuwe Diep ontboden.
Van de Quarantaine-Inrigting begeven wij ons oostwaarts langs de Noordgesterweg, (aldus genoemd naar het gehucht van dien naam, dat nu aan onze regterhand ligt), en den Buurtweg, die bijna Zuidwaarts loopt, naar den Koningsweg, die ons leidt naar
2. Westerland.
Dit dorpje is schilderachtig, op het hoogste gedeelte des Eilands, gelegen. Inzonderheid valt daarbij de hooge ligging der kleine kerk in het oog, die met eenen stompen toren prijkt, en doelmatig is ingerigt. Op de begraafplaats, weke onmiddellijk achter en naast de kerk ligt, trekt het volgende grafschrift onze aandacht:

H.L.B. LUITJE WIGBOUT oud c. 35 jaren 11 Oct. 1825; EN ZIJNE ZONEN: CORNELIS WIGBOUT, oud ruim 20 jaren; JACOBUS WIGBOUT, oud ruim 15 jaren. Beide 10 maart 1836. Deez'Vader en zijn Zoons, hier in de aard bedolven, Verloren alle drie hun leven in de golven.

De tegenwoordige kerk werd gesticht in 1826, op de plaats van de oude, die toen gesloopt werd. Dat gebouw was grootendeels van duifsteen opgetrokken, en bevatte onderscheidene oudheden, die echter allen verloren zijn geraakt.
Den Koningsweg verlatende, rigten wij onze schreden noordwaarts tot den Noorderweg, en begeven wij ons naar het gehucht

3. Normer
Dit gehucht, dat westwaarts, op een kwartier uurs afstand van Hypolitushoef ligt, van waar men langs den Noorderweg tot hetzelve gaat, bevat een negental woningen, welker bewoners hun dagelijksch onderhoud uit landbouw en wiermaaijerij erlangen.
Noordwaarts van daar, buiten den Marskedijk, ligt een buitenveld, de Normerven geheeten, dat ten jare 1849 bedijkt werd. Het bevat eene grondvlakte van c. 19 bunders, welke deels bebouwd, deels beweid worden. De buiten-vang van het Eiland, welke zich van hier westwaarts uitstrekt, wordt het Waardstrand geheeten.
Vervolgen wij nu de Marskedijk tot aan de Rinkewielsdijk, dan ontmoeten wij de buurtschap
4. Noord-Buren,
dat op eenen afstand van ¼ uurs noordwaarts van Hypolitushoef ligt, waartoe het behoort. Het is van weinig beteekenis, even als het gehucht
5. Zand-Buren,
dat mede tot Hypolitushoef gerekend wordt, en halfweg dit dorp en Noord-Buren, aan de Gemeene Landsweg ligt welke ons naar het dorpje Stroe voert.
6. Stroe. (Oudtijds Strude of Stroot.)
Dit dorpje, dat, aangezien het tegenwoordig slechts 13 huizen en c. 70 bewoners telt, eerder den naam van gehucht verdiende te dragen, was vroeger een zeer groot en welvarend dorp. Het ligt aan het oostelijk strand des Eilands, op een half uur afstands, noordoostwaarts, van de hoofdplaats Hypolitushoef; en bevat, vereenigd met de buurtschappen Smerp, Noord- of Noorder-Stroe, Bnurtwaay of Buurt wei en Noord- of Noorder-Buren (of Burum) 39 huizen en ongeveer 220 inwoners, die voor het grootste gedeelte hun dagelijksch brood winnen met het visschen op zeewier.
Het Hervormde gedeelte derzelve, behoort tot de Gemeente Oosterland-Stroe en den Oever, wier kerkje vóór de Reformatie gewijd was aan den H. Willebrordus, en weleer begeven werd door de Hollandsche Graven, terwijl de bevestiging aan den Aartsdiaken der Utrechtsche Domkerk behoorde, aan wien ook de begeving stond van eene, in deze kerk, aan het altaar der Heilige Maagd, gestiçhte Vikarij. De pastorale inkomsten dezer kerk waren zeer gering, terwijl de Vikarij, die belast was met vier missen per week, aan den Vikaris, zoo hij er zijn verblijf hield, vijftien gulden in het jaar kon de opbrengen. - Deze kerk, die op eenen tamelijk hoogen heuvel staat en van waar men een overheerlijk land- en zeegezigt genieten kan, is een klein gebouw, met eenen toren, doch zonder orgel. -
Boven den ingang der deur is een varken, in opwerk of zoogenaamd basrelief van Bentheimersteen, uitgehouwen. De tand des tijds heeft dit teeken, omtrent welks beteekenis men in het onzekere verkeert, bijna geheel onzigtbaar gemaakt. Of deze kerk vroeger eene Heidensche kapel zij geweest, en of men toen dit varken boven de deur heeft geplaatst, om er de Joden uit te houden, even als ADRIANUS een zwijn boven de poorten der stad Elia Capitalina liet plaatsen, om het inkomen der Joden in Jeruzalem bij hen gehaat te maken1 is zeker moeijelijk te bepalen. Wij voor ons, hechten aan deze volksoverlevering geen geloof. Echter wordt deze kerk, welke van duifsteen is opgetrokken, tot op den huidigen dag, op Wieringen, de Heidensche Kapel genoemd. - Men vindt in dezelve vele merkwaardige grafzerken, waaronder een met eenen vreemden doch onbekenden geslachtsboom, en een, waarop alle versierselen van eenen bisschop, zelfs mijter en staf, zijn gebeeldhouwd, doch mede zonder naam. Een en ander, alsook de hooge ligging der kerk zelve, dagteekent eene aloude stichting. -
Het R. Kat. gedeelte van de gemeente Stroe behoort tot de Statie van Wieringen, terwijl de Doopsgezinden, welke, men er aantreft, behooren tot de Doopsgez. gemeente van Hypolitushoef-en-Stroe.
Tot Stroe, dat oudtijds Stroot of Strude werd geheeten, behooren de weinig beteekenende gehuchten
7. Burenwaay of Wei en 8. Noordstroe, die noordwestwaarts van daar liggen, alsmede het gehucht 9. Smeerop, dat zuidwaarts van Stroe, aan den Kleitelweg ligt. -
Van Stroe den Gemeenen Landsweg noordoostwaarts volgende, ziet men, aan de linkerhand, het in de nabijheid van den Bierdijk liggende gehucht 10. Varderop; doch daar hetzelve niets bijzonders oplevert, vervolgen wij onze wandeling, naar het aan den Akkersweg gelegen dorpje
11. Oosterland.
Oosterland, of, zoo als het in een oud handschrift der Utrechtsche kerk wordt genoemd, Oisteland, ligt zuidoostwaarts van Hypolitushoef, op 52°55'55" N. B. en 22°40'30" O.L. De kerk der Hervormden alhier, is zeer oud, en was vóór de Reformatie gewijd aan den H. MICHAEL, en verdeeld onder twee pastoors; terwijl de begeving van beide pastorijen, alsook die van het kosterschap, den Graaf van Holland aankwam, terwijl de bevestiging bij den Aartsdiaken der Utrechtsche Domkerk gehaald moest worden. De opbrengst van iedere Pastorij rendeerde, met de daaraan verbonden lasten, 40 Rhijnsche guldens of 56 guldens Hollandsch. In 1839 werd aan deze kerk eene belangrijke reparatie ten koste gelegd. Zij heeft eenen toren, doch geen orgel; terwijl er vele zeer oude grafzerken in gevonden worden.
De hier wonende Doopsgezinden behooren tot de gemeente van Hypolitushoef- en - 't Stroe, terwijl zij, die de R.K. Godsdienst belijden, even als die van den Oever, tot de Statie van Wieringen behooren. -
Zuidwaarts van Oosterland ziet men het onbeduidende gehucht 12. Oudgest, van waar men een aangenaam gezigt heeft op Hypolitushoef, dat, van dien kant gezien, zich allerliefst voordoet. - Noordoostelijk van Oudgest, ligt aan den Gemeenen Landsweg, een ander gehucht, 13. de Gest geheeten, van waar men, den evengenoemden weg volgende, nadert aan het dorpje
14. Den Oever.
Dit dorpje, dat thans 75 huizen telt, die door 400 menschen bewoond worden, is omtrent ¾ uurs afstand van Hypolitushoef verwijderd. De bevolking, welke zich ook op veeteelt en landbouw toelegt, erlangt grootendeels het dagelijksch onderhoud, in het visschen van zeewier. De welvaartszon van den Oever is echter, sedert de opkomst en den bloei van het Nieuwediep en den Helder, zeer getaand, zoo dat het van zijne voormalige welvaart veel heeft verloren. Omstreeks vijftig jaren geleden, verschafte de vaart op Amsterdam en elders, vele handen werk, en vele monden 't brood; ja, de bewoners genoten zelfs eenen rijken overvloed, toen zij door het ligten en boegseren der schepen, welke naar 's Rijks Hoofdstad bestemd waren, groote verdiensten hadden. In dien tijd lag er eene niet onbeduidende vloot van kaag- en ligterschepen op de reede van den Oever, en nu geen enkele meer. De overheersching der Franschen, en de openstelling van het Noord-Hollandsche kanaal, wees den handelsweg eene andere rigting aan, en ontnam, aan een groot gedeelte van Wieringens bewoners, een rijk middel van bestaan.
Het Hervormde gedeelte van de bewoners van dit dorpje, bedraagt thans ongeveer 300 zielen, welke behooren tot de gemeente Oosterland-Stroe- en den Oever. De stichting van hun houten kerkje schijnt niet van zeer vroege dagteekening te zijn. Het strekt ook tot bewaarplaats van de met zoo veel kunst bewerkte kettingpompen, die zoo bijzonder geschikt zijn, om gezonkene schepen te ligten. Vroeger bragten zij belangrijke voordeelen aan, en nog ten huidige dage wordt, ofschoon schaars, daarvan gebruik gemaakt.
De Doopsgezinden van den Oever, welke hier 50 in getal zijn, behooren tot de Gemeente van Hypolitushoef en het Stroe. Deze gemeente telt 250 zielen, en heeft slechts ééne kerk, welke te Hypolitushoef staat. Jacob Pieterszoon was de eerste, die bij deze Gemeente het leeraarsambt heeft waargenomen. Hij overleed ten jare 1710. -
Het Roomsch-Katholijke gedeelte van den Oever's bevolking is zeer gering, en behoort tot de Statie van Wieringen. -
De volksschool, welke met die van Oosterland verbonden is, wordt bij afwisseling om de drie maanden door éénen onderwijzer waargenomen, welke alsdan gemiddeld 80 leerlingen aan zijne zorg en leiding ziet toevertrouwd.
Aan den noordoosthoek van het Eiland, bij het dorp den Oever, vindt men een kapitaal steenen hoofd, lang 99 el, gemiddeld hoog 2,80 el boven volzee, en verder langs de noordzijde nog 23 paalhoofden, lang 15, 30 tot 60 ellen. -
Den Hoorn-dijk langs gaande, gaan wij over op den Oosterlander-weg, die ons brengt in den
15. Polder Waard-Nieuwland
Het was ten jare 1845, dat de H.H. C.J.L. PORTMAN en Mr. J. VAN HENGEL, zich tot Z. M. den Koning wendden, met verzoek om concessie, tot bedijking en droogmaking van een gedeelte der waard-gronden, gelegen in de Zuiderzee, aan en ten zuiden van dit Eiland, hetgeen ten gevolge had, dat beide genoemde Heeren , bij Koninklijk Besluit van den 8sten Sept. 1845, vrijheid verkregen, om 800 bunders waardgrond, gelegen tusschen de Groote Kaap en den Poelweg, van het domein te koopen, alsook, om die grondvlakte in twee doelen achtervolgens in te dijken. -
Volgens de voorwaarden daarbij bepaald, zou de rigting der bedijking aangelegd worden, van den Hoorndijk bij de Groote Kaap, staande op het oostelijk gedeelte der Zuider-dijkaadje op Wieringen, langs de waterkaap, tot tegen den Zuiddijk bij het Middel- of Groote wiel. (Men zie voorts de bij dit werkje gevoegde kaart.)
Deze bedijking zou bestaan uit eenen kapitalen zeedijk, ter lengte van ongeveer 4684 N. Ellen, welke minstens de hoogte van 2,75 El boven gewoon volzee moest hebben, met eene kruinsbreedte van 1150 El.

Voorts werd bepaald dat er, ter verzekering van de uitwatering van den Stroeër-polder door en ten koste der concessionarissen, van het Stroeër-sluisje tot den nieuw te maken dijk, langs en op 8 ellen afstand van den Zuiderdijk van Wieringen, eene geul zoude worden gegraven, ter breedte op het maaiveld van 6, in den bodem 2, bij eene diepte van 1 el onder het terrein; terwijl in den te leggen dijk een steenen uitwateringssluisje moest gebouwd worden, met wachtdeur en schuif voorzien, welks opening een vierde gedeelte grooter moest zijn , dan die van het toen reeds bestaande Stroeër-sluisje, en waarvan de vloer op 1,20 el onder volzee moest leggen. Omtrent de scheiding van den polder en het Eiland Wieringen, werd vastgesteld, dat er langs de Zuiderdijkaadje, op 8 ellen uit den voorkant van den bestaanden wierriem, door den polder zoude gegraven worden eene scheidingsloot, ter breedte op het maaiveld van 6, in den bodem 2, en ter diepte van 1 el onder het terrein.
Ten opzigte van de bemaling des polders, werd bepaald, dat er zoude worden gebouwd eenen vijzelwindmolen, wiens vlugt p. m. 20 ellen zoude moeten beslaan. De daarna gebouwde molen heeft eenen vlugt erlangd van 23,50 ellen, en kan het water van 2,20 el onder volzee tot 0,40 el boven volzee opmalen. - Deze molen voldoet zeer aan de verwachting, naardien hij het polderwater ruimschoots magtig is, en slechts weinig wind behoeft, om dienst de doen. -
Het dijkskanaal, waarop de molen uitmaalt, is in twee deelen verdeeld, door eenen nabij den molen gelegen dwarsdam, waarin een kapitale duiker is gesteld. Het eerste gedeelte van het kanaal, tusschen de sluis en den dam, wordt in gewone omstandigheden slechts tot boezem gebruikt. Zoodra dit deel des kanaals, door hoog buitenwater, bij aanhoudenden noordwestenwind, volgemalen is, wordt de boezem in gemeenschap gebragt met het tweede gedeelte van het kanaal, waardoor dus de molen steeds malende kan blijven, zoodat het hoogst zeldzaam gebeurt dat deze, door te hoogen boezemstand, genoodzaakt is stil te staan. Deze inrigting van het kanaal is ook vooral daarom aanbevelingswaardig, omdat men het tweede gedeelte ook als waterberging voor den polder kan aanwenden. -
De sluis bevat twee waterwegen of openingen, waarvan eene voor het water van den Stroeërpolder, en de andere voor dat van den polder Nieuwland zelve. Zij ligt in het hart des dijks, aan het oosteinde, nabij de Groote Kaap. - De bovenkant van haren vloer ligt op 1,75 el onder volzee, terwijl de openingen, ieder ter breedte van 1,45 el, met tongewelven van eenen halven cirkel gedekt, en bij wijze van ezelsrug aangerazeerd zijn. -
Het terrein, waarop de dijk werd aangelegd, had van het westeinde tot de Waterkaap eene gemiddelde diepte van 0,78, van de waterkaap tot aan den molen, eene gem. d. van 0,88, en daarna tot aan de oostelijke aansluiting bij de Groote Kaap, een gem. d. van 0,84 el, onder volzee. - Nagenoeg door het midden des polders is eene hoofdweg aangelegd, ter breedte van 8 ellen, aan beide zijden waarvan sloten gegraven zijn, van welke de noordelijke 5, en de zuidelijke 2 el diep is. Deze hoofdweg is aan het oost- en westeinde door dwarswegen, de Ooster- en Burgerweg genoemd, in verbinding gebragt met de wegen des Eilands, terwijl er bij de verkaveling nog een dwarsweg is opgeworpen naar de Waterkaap, waarvan echter geen algemeen gebruik wordt gemaakt. De polder, welke over het geheel zeer vlak gelegen is, en waarin geene zwimmen gevonden worden, is verdeeld in 21 kavels, nagenoeg ter grootte van 20 bunders, terwijl deze weder verkaveld zijn tot stukken van 5-10 bunders, ter keuze van de toenmalige eigenaren. -
Bij de perceelsgewijze meting in 1849, door den even bekwamen als werkzamen hoofdopzigter, den Heer P. VAN DER STERR, (1) onder wiens leiding al deze bedijkingswerken en bijbehoorende werkzaamheden, zijn uitgevoerd geworden, bleek de oppervlakte des polders te zijn, 477 bunders 6 roeden en 20 ellen. -
Den 1sten October 1845 werd voorloopig, en onder nadere goedkeuring, aanbesteed, het maken van den dijk en de boezemkaden; en de verkaveling des polders, welke werkzaamheden den l3den Februarij 1846 definitief werden toegewezen aan de aannemers, J. VAN HAAFTEN, A. PRINS CZ. en ADR. W. SCHRAM.
Reeds in Maart daaraanvolgende, werd met de uitvoering dezer werken begonnen, welke derwijze werd bespoedigd, dat de polder reeds den 18den Junij 1846 geheel van de zee was afgesloten, terwijl de geheele lengte dijk, bedragende 4707 ellen, den 7den September gereed, opgenomen en goedgekeurd was.
Bij het graven van het kanaal is menig voorwerp van vroegeren oorsprong gevonden; o.a. aan het westeinde, circa 2 el onder liet terrein, worteleinden van boomen, 0,50 el in diameter, een geheel hertengewei, en zware keisteenen; op ongeveer 13,00 el van het westeinde, 1 el onder het terrein, een houten duiker, lang 8 el, wijd 0,60 vierkant. Tusschen de waterkaap en den molen vond men op 1,80 onder het terrein beenderen, onderanderen een paarden- en een ossenkop; en even beoosten die Kaap, 0,80 el onder het terrein, vier gemetselde penanten, een geregeld vierkant vormende, onderling 2,50 el van elkander, ieder zwaar in aanleg 1,20 el, boven 0,70 el en hoog 0,70 el.
De polder Waard-Nieuwland, aldus ingedijkt, is sedert 1847 geregeld in bebouwing gebragt en bevat reeds eenige belangrijke bouwhoeven. Deze polder is in vroeger tijd reeds bedijkt geweest; men vindt hem als zoodanig nog op de oude kaarten van het Collegie der uitwaterende sluizen in Kennemerland en West-Friesland voorgesteld, en wel in eene rigting, als door de gestippelde lijn op de, bij dit werkje gevoegde, kaart is aangewezen. Blijkens de vele daarin voorkomende wielen, is deze dijk meermalen doorgebroken, en het laatst op den l6den Februarij 1683, als wanneer men den polder ter oppervlakte van 1800 geersen of ruim 500 bunders aan de golven schijnt te hebben prijs gegeven (2).
Den polder verlatende, komen wij, langs den Burgerweg en Koningsweg, tot de hoofdplaats des Eilands

16. Hypolitushoef,
het voornaamste der dorpen; door de Wieringenaars Ipils- Ypils- of Hypelshoef genoemd. - Het is de meest bevolkte dorpskom op dit Eiland, dat met de daar onder behoorende buurtjes: Oost-Elft, West-Elft, de Belt, Ooster- en Westerklif en Normer, 110 huizen met 520 inwoners telt. Eenigen handel, landbouw, veeteelt, vooral schapenfokkerij, en het maaijen van zeewier, maakt het hoofdbestaan dezer lieden uit. Men vindt hier het algemeen Raadhuis van het Eiland, een zeer bouwvallig gebouw, welks voorkomen verre van bevallig is te noemen.
De Hervormde Gemeente, die hier ongeveer 700 zielen groot is, behoort tot de gecombineerde Gemeente Hypolitushoef en Westerland, Klassis van Alkmaar, Ring van de Zijpe. De eerste Predikant, die bij deze Gemeente het leeraarambt bekleedde, was EVERT JACOBSZ. Hij kwam aldaar in 1595 en werd in 1619 Emeritus.
De Hervormde Kerk te Hypolitushoef, was vóór de Hervorming toegewijd aan den H. HYPOLITUS, terwijl de pastorij beurtelings door het kapittel van de H. Mariakerk, te Utrecht, en door den Paus, werd begeven. De pastoor was toenmaals gewoon, een ander, ter waarneming van de diensten aan de pastorij verbonden, in Zijne plaats te stellen. Hij zelf trok, bij afwezigheid, jaarlijks zestien ponden Vlaamsch, of 96 guldens Hollandsch. - Zoo was dit het geval met Mr. JOHAN VAN GRONSEL, die hier in 1514 pastoor was, en wiens dienstwerk door een ander, namens hem, werd verrigt. Ten jare 1674 stortte door eenen hevigen storm, de kerk te Hypolitushoef, tusschen het koor en den toren, in. Zij werd echter spoedig daarna hersteld en weder geschikt gemaakt tot uitoefening van den openbaren eeredienst. - Zij werd echter na verloop van tijd weder bouwvallig, zoodat men ten laatste genoodzaakt was, om, in 1839, tot eene belangrijke herstelling over te gaan. Thans is het een net gebouw, met een toren, grootendeels van duifsteen opgetrokken, doch zonder orgel. - Te gelijker tijd onderging ook de pastorij eene belangrijke verbetering. -
De openbare school wordt alhier gemiddeld door 110 kinderen bezocht.
De Doopsgezinden, welke hier ten getale van 250 wonen, behooren tot de Gemeente van Hypolitushoef en Stroe, en hebben hier eene kerk, zonder toren of orgel, terwijl de 200 belijders der R. K. eeredienst, welke tot het Aartspriesterdom van Holland en Zeeland, deken van Noord-Holland behooren, hier mede eene nette kerk, met een orgel, doch zonder toren, bezitten. Men vindt er een paar goede, ruime logementen, waarin men verzekerd kan zijn van een solide behandeling. Althans het Schippersbuis, waarmede wij meer van nabij bekend zijn, kannen wij hen, die dit Eiland wenschen te bezoeken, met volle ruimte aanbevelen. Het is mede op deze plaats, waar de vergaderingen worden gehouden van het alhier gevestigd Departement der Maatsschappij , Tot Nut van 't Algemeen, waartoe men hier een zeer doelmatig lokaal heeft, en waarop eene schilderij onze aandacht trekt, die de redding voorstelt van de equipage van het Engelsche schip de Polly, kapitein CROWELL, van Amsterdam naar Newcastle bestemd, welk vaartuig op den Westwal van den Vlieter gestrand, en in het ijs bezet was. De personen, die als redders daarop staan aangeteekend, waren: C. KOORN; P. KAAN; S. KALEVELD; I J. BAKKER; J. TIJSSEN; C. MAARS; C. en E. BONT; P GORTER; K. LUIJT; D. LONT; J. GORTER; A.S. BAKKER; S.S. BAKKER en K. DE LIEFDE. - Dit menschlievend feit had plaats op den l5den December 1844. -
Van Hypolitushoef den Holmweg afgaande, naderen wij het gehucht
17. Westerklif.
dat omstreeks 10 minuten gaans.van daar verwijderd is. Het heeft een achttal fiksche boerenwoningen, die door omstreeks 40 personen worden bewoond, welke vooral in landbouw en veeteelt hun bestaan vinden. Westwaarts van dit gehucht, ligt een eendvogelkooi, hoedanig eene er ook op kleinen afstand van het bevallig gelegen gehucht
18. Oosterklif
ligt, dat mede ongeveer 10 minuten gaans van Hypolitushoef verwijderd is, en dat, zoo ten opzigte van het getal huizen als personen, van weinig meer beteekenis is dan Westerklif. Beide laatstgenoemde gehuchten behooren kerkelijk tot Hypolitushoef.
Ook voor de bewoners van Oosterklif zijn landbouw en veeteelt de hoofdbronnen van bestaan. Van hier wandelen wij den Holmdijk en daarna den Westerlandschen zeedijk langs, die ons weder aan het Wierhoofd, de gewone aanlegplaats der veerschepen, brengt, zijnde dit het punt, van waar wij onze wandeling begonnen zijn, gedurende welke wij verzuimd hebben, op te merken, dat men, behalve bij Ooster- en Westerklif vermelde vogelkooijen, ook zoodanige kooijen vindt ten westen van Varderop; ten westen van den Venneweg, in de nabijheid van Smeerop; een aan den Kleitelweg, digt bij de Haukes, die echter nu vervallen is; een ten oosten van Zandburen, en een in de nabijheid van de plaats waar de zuidwestelijke dijk van den Polder-Waard-Nieuwland aan den Wieringer zeedijk sluit. (3)-


(1) H.H. Concessionarissen hadden aan genoemden hoofdopzigter opgedragen de vervaardiging der plannen, voor de bedijking, verkaveling, sluis, molen, enz. met de daarbij behoorende begrootingen en bestekken; - al welke stukken door den Ingenieur van den Waterstaat, Jonkh. J. ORTT VAN SCHONOUWEN, (thans Hoofd-Ingenieur) daartoe door Concessionarissen uitgenoodigd , beoordeeld en goedgekeurd moesten worden.

(2) Bouwk. Bijdragen, uitgegeven door de Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst. Deel VIII, le stuk, blz 33, --

(3) In 1676 waren er op Wieringen 6 vogelkooijen, vroeger beliep dat getal zelfs 13; waarvan de eigenaars of pachters in Hoorn het domeinregt moesten betalen.

© Pagowirense.nl 1997-2007
naar begin van pagina
Kixtart.nl ||| start / English | geschiedenis | legendes | oude foto's | dorpen | volkslied | links | zoeken