menu
F. Allan - Het Eiland Wieringen en zijne bewoners - online versie

VIJFDE HOOFDSTUK.

DE BEVOLKING VAN HET EILAND WIERINGEN.
In het bezit van zoovele mildvloeijende bronnen van bestaan, als waarvan wij in het Tweede Hoofdstuk gesproken hebben, verkeeren Wieringen en zijne bewoners over het geheel in eenen welvarenden toestand. - Wij willen onze lezers met deze eilanders meer van nabij trachten bekend te maken, en het is met eene naauwkeurige beschouwing over dezen, dat wij onze beschrijving van dit schoone Eiland besluiten. -
Zoo als wij reeds aanmerkten, worden onder de bevolking van Wieringen de voornaamste Nederlandsche Kerkgenootschappen vertegenwoordigd. - Immers, men treft er Hervormden, Doopsgezinden, Roomsch Katholijken, enz. aan. Dit verschil in geloofsbelijdenis, wekt nogthans hier, minder dan wel elders plaats vindt, onverdraagzaamheid en daardoor ontstane tweespalt. De onderlinge zamenleving kenmerkt zich eerder door vredelievendheid, en, in het stuk van godsdienst, door welwillende verdraagzaamheid; eene reden te meer, waarom de bevolking zoo aan hare woonplaats hecht, en dien zoo zeer boven andere oorden bemint. -
Hun omgang is eenvoudig, rond en openhartig, en, ofschoon men onder hen die fijne beschaving mist, welke in het algemeen meer den stedeling kenmerkt, zoo zijn zij niet te min in vele opzigten veel meer beschaafd, dan wel met de meeste bewoners van het zoogenaamde boerenland het geval is. Inzonderheid verdienen de Wieringers om hunne gulle gastvrijheid geroemd te worden. Zoo ergens dan voorzeker, is het onder hen, dat men deze voorvaderlijke deugd, in eere ziet gehouden. - Treedt vrij bij eenen Wieringer binnen, beziet zijne woning, zijnen stal, zijn vee; voorkomende vriendelijkheid zult gij ten zijnent gehuisvest vinden. Minzaam doet hij, en doen al de zijnen, zich voor, en ongaarne zou hij zien, dat gij weigerdet, om van zijnen eenvoudigen disch gebruik te maken. Wat hij heeft, biedt hij u met een goed hart aan, en gaarne deelt hij, zoo hij kan, u mede al wat gij van zijn Eiland, en van zijne mede-eilanders zoudt verlangen te weten. -
De huisselijke inrigting bij deze eilanders verschilt weinig of niet bij die aan den vasten wal van Noord-Holland; ja, ik meen zelfs onder hen, in dit opzigt, eenen beteren smaak ontdekt te hebben. De bekende Noord-Hollandsche zindelijkheid is ook hier algemeen heerschende, en zoowel om, als in de woningen, tot zelfs in kleinigheden, waar te nemen; - en, ofschoon men er die pracht en weelde niet ziet, welke in Noord-Holland gevonden wordt, zoo ziet men er ook geene eigenlijke armoede, maar wel den middelstand. -
Wordt er hulp en ondersteuning gevraagd, dan geeft en helpt men volgaarne, iets, dat inzonderheid met den jongsten watersnood, op eene overtuigende wijze gebleken is. -
Wanneer men in het algemeen de bewoners van Wieringen met die van de overliggende gemeenten van het vaste land vergelijkt, bespeurt men, dat zij overigens zeer weinig van deze verschillen in kleeding, zeden en gewoonten. -
De gewone Noord-Hollandsche kleederdragt wordt ook hier gevolgd; de kaper wordt nog door vele gebruikt, ofschoon dit gebruik langzamerhand vermindert en plaats maakt voor de gewone hoeden. - Sommige mannen dragen in de hemdskraag twee gewerkte gouden knoopen. -
Het Wieringer dialect komt vrij veel overeen met dat in geheel Noord-Holland, uitgenomen in eenige woorden, welke bij de uitspraak eene verwisseling, vermeerdering of vermindering van klinkers ondergaan. Zoo zegt men veeltijds koesen voor kousen; mulen voor muilen; suker voor suiker; pipen voor pijpen; nouw voor nieuw; min of mien voor mijn; win, wien voor wijn; bliven voor blijven; vieftig voor vijftig en meer anderen.
Voorts spreekt men ook van koog, dat is het lage hooiland; - tarlen, dat is gedroogde schapenmest, die door mingegoeden tot brandstof (1)wordt gebruikt.
Kroft, krocht, voor een stuk land, door wallen van graszoden of met een hek omringd; -
Ven, stuk land, door eene sloot omgeven; -
Dolf, grenssteen, welke in menigte alhier gevonden worden, ter scheiding der landerijen, en kenbaar zijn aan de vijf of zeven kleinere keisteenen, (jongen genoemd) onder den dolf of grenssteen gelegen. Liggen dezen niet onder denzelven, dan geldt hij ook niet als grensbepaling. -
Hij kriegt een noud huis, een nouwe schuut of skuut, d.i. hij krijgt een nieuw huis, een nieuwe schuit. -
Meiske voor Meisje, enz. -
Onder de vermaken dezer Eilanders behoort in de eerste plaats genoemd te worden;
a. De Tulemarkt of Kermis, welke altijd den laatsten Donderdag in de maand Julij begint, op welken dag, des morgens ten tien uren, de zoogenoemde Tulen worden uitgedeeld. Deze Tulen zijn niets anders dan bolletjes, van tarwemeel gebakken, welke de verpachter der tienden in de kerk te Hijpolitushoef laat uitdeelen aan allen, die op dien oogenblik zich aldaar bevinden, terwijl de tienden in een der herbergen verpacht worden. De tienden nemen, wordt hier Luken geheeten. -
b. Schieten, dat is, met stuiters, hier Lodders genoemd de noten, welke binnen eenen cirkel, in het land getrokken, geplaatst zijn, er uit te werpen of schieten. -
Dit spel wordt omstreeks Paschen, en meestal door jongens, gespeeld. -
c. Fluksen of Bordjespelen. Op een klein langwerpig plankje zijn zoo veel centen gelegd als er spelers zijn. Elk speler werpt, op zekeren bepaalden afstand, met eenen keisteen naar hetzelve. Springen er daardoor centen af, en ligt de W boven, dan worden zij er weder opgelegd; ligt de W onder, dan neemt de speler ze in bewaring, tot zoo lang als hij aan het spel blijft; raakt hij er van af, dan geeft hij de gewonnen centen aan hem, die zijnen keisteen geraakt en hem daardoor van de partij afgespeeld heeft. - De laatste, die aan het spel is, kan alzoo in het bezit geraken van al de centen, die gedurende het spel op het plankje hebben gelegen. -
Op dezelfde wijze wordt ook het eerste spel gespeeld. Wint b.v. A. eenige noten uit den cirkel, en wordt zijn stuiter (lodder) door dien van B. geraakt, dan valt A. van het spel af, die zijne reeds gewonnen noten aan B. geeft.
d. Koek kneppelen. Een paal wordt in den grond geslagen, aan welks boveneinde een' Deventer koek gebonden wordt, zoodanig, dat een gedeelte daarvan boven den paal uitsteekt, op eenen bepaalden afstand, werpt iemand met den kneppel naar den koek, en zoo hij het geluk heeft, er een stuk af te werpen, dan behoort zulks aan hem; het overblijvende stuk wordt daarna opgeligt, en het werpen neemt weder een aanvang; dit wordt zoolang herhaald, totdat de geheele koek is afgeslagen. Is het laatste stukje zeer klein, dan wordt het op de paal gelegd, en men handelt als voren.
Dit spel wordt door knapen en jongelingen, en soms ook wel door volwassenen verrigt. -
Voorst is er voor velen Sinte Pieter (22 Februarij) een vreugdedag. Een troep jongens, gewapend met stokken, gaat langs de huizen, zingende of liever schreeuwende het volgende:

Sinte Pieters Schoven,
Als je niet geeft, dan zal 'k je rooven.
Ik roof er ien,
Ik roof er tien,
Ik roof er elf,
Ik roof den boer zijn heele schelf,
Hei je geen hooi?
Hei je geen strooi?
Hei je geen ouwe manden?
Dan zullen we van avond Victoria branden.
Hei je geen glaasje rooije wijn,
Dan zullen we van avond regt vrolijk zijn.
Hei je geen turf? Hei je geen hout?
Sinte Pieter is zoo koud.

Hierop geeft de boer wat stroo, en de troep gaat vredig en vergenoegd verder. Geeft men niets, dan volgt op het bovenstaande dit:

Hei je geen hagel? Hei je geen kruid?
Dan schieten we den gierigen boer in zijn huid.

Des avonds echter komt de grootste pret aan; dan worden de stroobossen in brand gestoken, en op stokken rondgedragen, totdat zij verteerd zijn. Geen wonder dat na den afloop van dien pret, niet aan zwarte aangezigten, verbrande kleederen en heesche stemmen ontbreekt. -
Het zoogenaamde vrijen wordt op Wieringen genoemd zitting houden; de bijeenkomsten der verloofden hebben ook hier doorgaans gedurende den nacht plaats. - Men laat de jongelieden eene algeheele vrijheid, hetgeen wel zoude pleiten voor eene onbesmette reinheid van zeden, indien het maar niet al te vaak bleek, dat daarbij vrijheden worden toegestaan, die alleen in den gehuwden staat geoorloofd zijn. -
Tot de meest geliefde uitspanningen dezer eilanders behoort het spele-rijden. - Tijdens mijn verblijf op Wieringen zag ik een negental wagens, bezet met jongelieden van beiderlei kunne, door het Eiland rijden. Naar ik vernam, waren het eenige dier jongelieden, welke de toen pas gehouden Tulemarkt met hunne geliefden gevierd hadden, welk feest zij nu, bij wijze van uitzet, met dezen pleziertogt door het Eiland besloten. Des avonds vereenigden zij zich in het logement, het Schippershuis, waar zij zich aan eene gulle, doch betamelijke vreugd overgaven. -
Het gebruik wil, dat men, bij elk zwart schaap hetwelk op zulk een togt gezien wordt, zijne geliefde een kus geve.
Wij merken hierbij aan, dat men bij zulke gelegenheden nog al veel zwarte schapen ziet. -
Een andere min gunstige gewoonte, die mijne aandacht zeer trok, was het bijna algemeen gebruik, dat men op dit Eiland van sterken drank maakt. Niet, dat ik dezulken zoude ontmoet hebben, die zich daarin te buiten hadden gegaan; - dat zij verre. Maar toch zag ik, dat een niet onaanzienlijk getal Eilanders, en vooral jonge lieden, jenever in hun gelag gebruikten. Is dit gebruik, hoe matig dan ook, op zich zelf reeds af te keuren, nog meer zal die afkeuring toenemen als wij bedenken, dat alle misbruik ontstaan is door het gebruik. De grootste dronkaard verslaaft zich niet op ééns aan dien verderfelijken drank, die ongetwijfeld is aan te merken, als den grootsten stoffelijken en zedelijken moordenaar der menschheid. - 't is hier niet de plaats, om daarover in het breede uit te wijden, noch, om door bewijzen (die, helaas! Maar al te zeer voor de hand liggen) ons gezegde te staven. Doch, daar welligt dit geschrift in de handen van vele Wieringers komt, meenden wij, met het oog op hun waarachtig belang, hen met een enkel woord op het verkeerde dier gewoonte opmerkzaam te moeten maken. - Men duide ons alzoo deze uitwijding niet ten kwade. Zij werd in liefde gegeven; worde zij ook in liefde ontvangen! -
De Wieringers zijn over het algemeen een kloek, gezond en werkzaam volk, zonder evenwel eene afzonderlijke type te verraden. - Het komt welligt van hunne afscheiding van den vasten wal, dat vele hunner nog onder den invloed van oude vooroordeelen gebukt gaan, en dus minder in de algemeene beschaving deelen. -


(1) Tot groot nadeel de landerijen, die zoozeer behoefte aan mest hebben, geven vele landeigenaars aan kinderen van mingegoeden de vrijheid, om de schapenmest van het land te halen.

© Pagowirense.nl 1997-2007
naar begin van pagina
Kixtart.nl ||| start / English | geschiedenis | legendes | oude foto's | dorpen | volkslied | links | zoeken